‘Ik heb niet zoveel last gehad van de oorlog eigenlijk, het ging allemaal een beetje aan me voorbij.
Ik was ook nog maar een klein meisje natuurlijk, een jaar of zes, zeven. Vlak bij bij ons huis zaten wel Duitse soldaten, die waren in het huis gaan zitten waar eerst een andere familie woonde. Ze stonden vaak voor het huis en als ik langsliep riepen ze iets wat ik niet verstond maar ik kreeg nog weleens wat van ze, een stuk brood of een appel ofzo. Achteraf denk ik dat ze me wel een grappig meisje vonden met mijn vlechtjes, afgezakte brilletje en eeuwig met mijn beertje in mijn hand. Dat beertje dat ik had was helemaal verfomfaaid, zijn glazen ogen waren allang zoek en zijn ene been hing slap. Maar mij maakte dat niet uit, ik sleepte hem overal mee naar toe.
Mijn moeder zei steeds dat ik veel te oud was om nog met een beertje te lopen maar daar trok ik me niks van aan. Ik had hem van mijn oma gekregen en zolang als ik me kon herinneren had ik hem bij me, al is lang relatief als je zo jong bent. Een vriendinnetje uit de straat, de dochter van de slager, vond hem ook heel lief. Ze wilde hem altijd even vasthouden maar dat vond ik niet goed.
Mijn moeder zei ook dat ik niet bij de soldaten mocht komen maar ik vond het wel fijn als ik wat van ze kreeg. Er was steeds minder te eten maar vooral steeds hetzelfde en zij hadden wel andere dingen, dus ging er stiekem heen.
Op een dag zei mijn moeder: “Vanavond eten we eindelijk weer gehakt.” Ik keek ervan op want we aten nooit meer vlees.
“Ga jij maar naar de slager, daar liggen twee karbonades klaar. Je moet wel even je beer aan de slager geven.”
“Waarom dan?” vroeg ik.
“Hij wil die graag hebben en je bent er toch te oud voor, dat heb ik al zo vaak gezegd.”
”Het is toch míjn beertje”, zei ik nog maar mijn moeder werd heel boos en zei: “Je gaat nu en je geeft dat ding af.”
Met lood in mijn schoenen ging ik naar de slager en met trillende lip gaf ik hem mijn beertje. Mijn vriendinnetje stond half achter haar vader en keek me aan maar zei niks. Ik ben naar huis gelopen en heb mijn moeder het ingepakte gehakt gegeven zonder een woord te zeggen. Geen hap heb ik er van gegeten, hoe vaak mijn moeder ook zei dat ze zo heerlijk smaakten.
Gek hè, ik ben het nooit vergeten…
Met mijn vriendinnetje heb ik nooit meer gespeeld.’
Tekst © 2019 M. de Waard
Foto © 2019 M. de Waard