‘Je moeders familie komt uit Kiev! Die heten Silberstein!’, zei mijn vader af en toe tegen ons, met nadruk op die namen. Maar eigenlijk meer tegen onze moeder, want het was zijn provocatie. Mijn moeder beaamde noch corrigeerde de uitspraak, maar deed er het zwijgen toe en verdween met een verbeten gezicht in haar keuken, haar domein. Mijn moeders familie kwam helemaal niet uit Kiev. Ze bewaarde een oude, glimmende Xerox-kopie in haar kast, met daar op de vooroorlogse gezinskaart van de Silbersteins van de gemeente Rotterdam. Ze wist heel goed dat de Silbersteins uit ‘Kowno, Rusl.’ kwamen. Een ijverige ambtenaar had er met potlood ‘Litauen’ onder geschreven.
Mijn moeder wilde niet weten dat ze van de Joodse Silbersteins uit het toen nog Russische Kovno/Kaunas in Litouwen afstamde. Ze wist dat echter wel en ze wist nog veel meer over haar familie, maar hield het allemaal zorgvuldig uit zicht, voor haar echtgenoot, haar kinderen en vooral ook zichzelf. En hoewel het een eenvoudige vraag had kunnen zijn, verzuimden wij te vragen. Want het was taboe en diende dat ook te blijven. Zelfs nadat we zelf met de antwoorden kwamen, na het overlijden van vader in 2013.
Maar goed, mijn betovergrootouders Abraham Silberstein en Sophia Lewin kwamen dus uit Kaunas, Litouwen. Ze scheelden 24 jaar in leeftijd, waren Joods – in de zin van afkomst, religie – en spraken Jiddisch. Ze waren arm. Hij was ‘koopman in galanterieën’ – snuisterijen. Veel meer weten we niet over hen. Ze vestigden zich in de jaren tachtig van de negentiende eeuw, na omzwervingen in Osnabrück en Hannover, in de Zandstraatbuurt in Rotterdam. Sophia baarde drie zoons en twee dochters. Toen het stadhuis en postkantoor aan de Coolsingel werden gebouwd ging de buurt, een sloppenwijk die als ruig en ros bekend stond, goeddeels tegen de vlakte en verkaste de familie naar het Oude Noorden, de Zoomstraat, de Wiekstraat.
De oude Silbersteins kregen in 1917 en 1930 een armengraf aan het Toepad, de Joodse begraafplaats in Rotterdam. Abraham en Sophia hoefden niet mee te maken hoe onder meer hun zoon, hun dochter, maar ook kleinkinderen gedeporteerd en vermoord zouden worden in de oorlog. De familie heeft zwaar geleden. Meer daarover hier, hier en hier.
Het is niet duidelijk waarom de Silbersteins westwaarts trokken, via Duitsland naar Rotterdam. Juist in de loop van de negentiende eeuw groeide de Joodse bevolking, het leek een ontspannen en welvarende tijd. Kaunas en Vilnius werden belangrijke plaatsen voor de Oost-Europese Joodse gemeenschap. Maar misschien niet voor een economische onderklasse. Eind negentiende eeuw vertrok die richting Verenigde Staten, ook via de haven van Rotterdam. Misschien was dat het plan wel van Abraham, maar voelde hij zich uiteindelijk te oud voor die stap? Hij was de vijftig al gepasseerd toen het gezin in Rotterdam arriveerde.
Vandaag sta ik in Kaunas, Litouwen. De Joden, hun synagogen, hun taal en cultuur, voor de oorlog nog zo prominent aanwezig in deze stad, alles is sindsdien zo goed als verdwenen. Ik sta in Kaunas en zoek naar iets dat me verbindt met deze plek, met mijn Joodse roots. Maar ik ben er nog niet uit.
tekst: Eric Burger
foto: Marga de Waard
Pingback: Waarom ik herdenk: de Rotterdamse Silberstein familie en de oorlog - De Stoorvogel