In mei 1942 ontvangen Nederlandse beroepsofficieren een oproep om zich binnen drie dagen bij de Duitse instanties te melden. Zij worden als voorzorg in krijgsgevangenschap genomen. Mijn grootvader meldt zich en wordt naar het door de Duitsers ingenomen Stanislau (het huidige Oekraïne) getransporteerd.
Later, als het Russische Rode Leger de Duitse troepen terugdringt, worden de Nederlandse officieren uit voorzorg westwaarts overgeplaatst naar Neubrandenburg, waar zij uiteindelijk in het voorjaar van 1945 door de Russen worden bevrijd.
In mei 1945 staat mijn grootvader ineens weer bij mijn grootmoeder in Apeldoorn voor de deur. Hij is 3 jaar weggeweest. Voor mijn oom en tante (die 2 en 4 jaar oud waren toen hij vertrok) lijkt de teruggekeerde vader in het begin een volkomen vreemde. Mijn grootvader pakt het gezinsleven weer op en sluit in de jaren 60 zijn verdere landmacht-carrière af als generaal.
Mijn grootvader sprak zo goed als nooit over de 3 jaar dat hij gevangen heeft gezeten. Toen er een pasteltekening opdook die van hem door een medegevangene in Stanislau was gemaakt, wilde hij er nauwelijks naar kijken en toonde geen enkele interesse, hoewel wij de gelijkenis treffend vonden. Elk jaar was hij te vinden bij de plaatselijke Dodenherdenking op 4 mei en zijn gehele boekenkast stond vol met boeken over de Tweede Wereldoorlog, maar over zijn eigen ervaringen sprak hij niet. Achteraf weten we dat gevangen Nederlandse officieren relatief goed werden behandeld (met relatief bedoel ik vergeleken met Joden en politieke gevangenen, maar ook ten opzichte van Slavische krijgsgevangenen), maar prettig was het natuurlijk niet, 3 jaar ver weg van je gezin gevangen worden gehouden in een tijdperk zonder internet en Whatsapp. Zo hoorde mijn grootvader pas bij terugkomst, dat zijn eigen vader in de oorlog was overleden.
Pas later heb ik spijt gekregen dat ik niet meer heb doorgevraagd over deze tijd. Het kan toch haast niet dat deze geen sporen heeft nagelaten? Hoe kwamen ze hun tijd door? Is hij bang geweest? Hoe werden ze behandeld?
Het enige dat ik weet is dat mijn grootvader Duitsers steevast ‘moffen’ en Russen ‘rooien’ noemde. Vooral dat laatste verbaasde mij, aangezien hij door Russen bevrijd was. Toen zijn zoon (mijn vader), ook beroepsmilitair, in de jaren 80 van de 20ste eeuw werd geïnterviewd door het communistische dagblad ‘de Waarheid’ over het standpunt van Defensie over de plaatsing van kruisraketten in Nederland, weigerde mijn grootvader ‘uit principe’ het blad aan te schaffen om het interview met zijn zoon te lezen. Ook de VPRO-gids, waarvan zijn bij hem inwonende schoonmoeder (mijn overgrootmoeder) lid was, werd zonder pardon door hem opgezegd toen deze naar zijn smaak ‘te rood’ bleek.
Aan moffen had hij een hekel, maar aan ‘rooien’ nog veel meer. Daar hadden 3 jaar gevangenschap èn een bevrijding door het Rode Leger niets aan afgedaan.
Nederlandse krijgsgevangenen 1940-1945
tekst en foto: H. Egter van Wissekerke