Luxor 14 mei 1940

14 mei 1940, Rotterdam Diergaardesingel 70, 13.20 uur

Van Zandwijk wierp een blik op zijn horloge, het liep al weer tegen half twee, als hij doorstapte was hij misschien nog op tijd bij Loos voor haar pauze. Op het moment dat hij de sleutel in zijn broekzak stopte en de straat overstak klonk het klagelijk gehuil van het luchtalarm over de daken van de Diergaardesingel. Hij ging automatisch hollen. Richting Hofplein, steeds sneller. Zijn verstand zei hem de andere kant op te rennen, waar weken geleden nog een schuilkelder was gegraven in een plantsoen. Maar zijn gevoel trok hem de kant van het centrum op, naar haar.

Nog jarenlang, voordat hij het oorlogsboek definitief sloot, zou hij het verhaal vertellen: hoe hij hollend langs de Kruiskade, met dat gierende geluid van luchtalarm in zijn oren, de vliegtuigen in formatie recht op hem af had zien komen. Als een vlucht boosaardige vogels hadden ze de hemel boven de straat bijna verduisterd. Zoveel waren er en zo laag hadden ze gevlogen. Je kon de piloten zien zitten, wist je dat? En in het verhaal had hij er steeds bij verteld dat hij de bommen had zien vallen. Fluiten, ze maken een fluitend geluid, heus. Maar in werkelijkheid was hij toen al de openstaande deuren van het Luxor Palast binnen gestruikeld, wanhopig om zich heen speurend naar een schuilplaats in de lege foyer van de bioscoop. Een deur in de mahoniehouten wand gaf mee en daarachter had hij zich van een steil trapje in een souterrain gestort. Van Zandwijk rolde bijna vanzelf tussen stapels kratten en dozen door. Tussen de buffet voorraden in, zo in het halfduister van de kelder hoorde hij de bommen snel dichterbij vallen, steeds luider dreunden de klappen.

Van Zandwijk drukte zijn handen tegen zijn oren, rolde zich op als een bal, knieën tegen zijn borst, zijn gezicht tegen de koele cementen vloer. Alles schudde en trilde, de bommen sloegen om hem heen in. Hij brulde een oerschreeuw, hij brulde om zijn moeder, hij brulde zo hard, maar er was niets aan geluid wat hier bovenuit zou komen en er was niemand die het zou horen bovendien. De grond vibreerde door alle cement en beton heen, boven hem hoorde hij hoe ramen rinkelend naar beneden kwamen, houten kozijnen krakend afbraken en stenen gevels met donderend geraas in de straat stortten. Het duurde maar voort en hij huilde. Hij huilde en ging dood, helemaal alleen, in deze kelder.

Pas later had hij gehoord dat het hooguit een kwartier had geduurd, misschien maar tien minuten, voordat de Duitse Heinkels weer waren verdwenen. In die minuten van doodsangst in de kelder had de tijd stil gestaan. Sindsdien had hij zijn polshorloge altijd in het dressoir bewaard, het was op even voor half twee blijven steken.

Hij had nog langer willen blijven liggen, tussen de kratten en dozen, op die koude vloer, maar rook en roet dwarrelde nu de ruimte binnen en boven hem was het stil geworden. Over een laag knarsend glas klom Van Zandwijk de kelder uit. Vanaf een affiche in de vestibule lachte UFA diva Hannelore Schroth hem verleidelijk toe.

Van Zandwijk zette zijn bril af en zocht naar een zakdoek. Sinds zijn schooltijd ging hij niet zonder schone zakdoek de deur uit. Nog nahijgend van de ervaring in de kelder poetste hij de mat grijze glazen schoon en zette de bril weer op. Toen hij de kelder was in gedoken was de wereld nog heel geweest. En nu reikte het puin zover hij kon kijken. Achter hem stond het hoekige Luxor Palast nog fier overeind, zich vasthoudend aan het klassieke Hotel Central. Maar voor de rest…

—-

Voorpublicatie © 2022 E. Burger
Foto: Virtual History

Meer zoals dit:

14 mei 1940 Diergaardesingel 70, 13.15 uur

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *