Eric Burger

Foto: Eric Burger

Het bombardement

‘Hou je nou op, je blijft hier, hoor je me? Het is oorlog hoor!’ Het was stralend weer op deze middag in mei en Sophia wist niet hoe ze de kinderen binnen moest houden in die te krappe woning tussen Goudsche Singel en Goudsche Weg. Andries was onlangs ook bij hen ingetrokken en zat hele dagen thuis te niksen.

14 mei 1940, Rotterdam Diergaardesingel 70 13.15 uur

Van Zandwijk bleef in de deur van de kapperszaak aarzelen, zijn jasje gevouwen over één arm, de huissleutel in zijn hand. Jasje aan of jasje uit? De voorjaarszon scheen uitbundig. Afsluiten of toch maar blijven? De klandizie was de hele ochtend bedroevend laag geweest, terwijl het gewoonlijk op dinsdagochtend druk genoeg was om hulp van het inkrulmeisje in te zetten. Maar Van Zandwijk had haar aan het begin van de ochtend al naar huis gestuurd.Het was ook niet vreemd dat de klanten weg bleven, de oorlog woedde al meer dan vier dagen rond de stad.

Schuld

‘Zie je het nou zelf ook, wat je doet?’ De sociaal verzorgster had wel wat van een strenge schooljuf. Ze had een bril en een knot. Die bewoog als ze sprak. Van Zandwijk probeerde te bedenken of ze ouder zou kunnen zijn dan hijzelf. Hij was net achtendertig geworden.

‘Hm…. hm’, antwoordde Van Zandwijk. Even, minder dan een seconde, gleden zijn ogen langs haar blik, die op hem gericht bleef na de vraag. Hij keek weer langs haar heen, naar de muur achter haar. De muur achter de ruwhouten tafel, met daar op Het Dossier, de twee metalen, wit geëmailleerde mokken, zijn trillende handen. Hij concentreerde zich op een vlek op die muur, een roestbruine vlek, ongeveer zo groot als een rijksdaalder. Hij kon hem van vorm laten veranderen en een beetje van kleur. Dan werd de vlek vanzelf roder.

Stoorvogel

Vanaf de volgescheten houten paal in de berm hield de buizerd hem nauwlettend in de gaten. Knipperen buizerds eigenlijk wel met hun ogen? De vogel bleef hem roerloos aanstaren. Achter de vogel dekte een laag grondmist de weide toe. Verderop was de bosrand.

‘Als ik wegga val je aan,’ dacht Van Zandwijk. ‘Maar deze keer ben ik je voor.’ Hij ademde langzaam uit, tot zijn longen leeg waren. Hij mikte zorgvuldig tussen de ogen en drukte af. Blam!